De dag dat ik voor het eerst niet naar buiten durfde, staat in mijn geheugen gegrift. Agorafobie, een angststoornis die 1-2% van de Nederlanders treft, stormde mijn leven binnen en maakte van mijn huis een gevangenis. Deze verlammende angst, ook wel bekend als pleinvrees of straatvrees, zorgt ervoor dat elke stap buiten de deur aanvoelt als een levensbedreigende situatie. Drukke plaatsen, open ruimtes, zelfs de simpelste dagelijkse taken werden monsters in mijn hoofd. Mijn wereld werd kleiner en kleiner, de muren kwamen steeds dichterbij. Totdat ik mijn eigen studentenkamer niet meer uit durfde. Vanaf dat moment zat ik maandenlang helemaal alleen opgesloten op slechts 14 vierkante meter. Agorafobie had me in zijn greep.
Het is 2019, ik ben twintig jaar en mijn wereld bestaat uit 14 vierkante meter. Straatvrees, pleinvrees of agorafobie: het houdt me gevangen in mijn eigen huis, verstijfd van angst voor de buitenwereld. Koken, douchen, naar de wc gaan – het is allemaal verleden tijd. Mijn leven speelt zich af tussen mijn bed en mijn bureau. Mijn studentenkamer uit? Geen haar op mijn hoofd die daaraan denkt. Van die angst weet ik niet te winnen.
Mijn wereld van 14 vierkante meter
Mijn dagen beginnen zodra ik wakker word, zonder de hulp van een wekker. Of het nu 4 uur ’s nachts, 11 uur ’s ochtends of 3 uur ’s middags is, mij maakt het niks uit. Ik val in slaap en word wakker wanneer mijn lichaam dat wil. Een slaapritme of ook maar iets wat erop te lijkt, is ver te zoeken. Soms slaap ik wel 16 uur per dag, simpelweg uit verveling en gebrek aan zingeving. Andere keren slaap ik maximaal 3 uur per nacht, uit angst. Zelfs hier, in deze kleine ruimte, voelt opstaan om de dag te beginnen als een onmogelijke taak.
Zelfs iets simpels als eten voelt als een avontuur op zich. Ik kook mijn pasta en eieren in de waterkoker, frikandellen of vissticks gaan in de pizzapan. Zelfs gebakken eieren weet ik te realiseren in mijn tosti-ijzer. Als ik geluk heb tenminste, want een voorraad is niet vanzelfsprekend. Als de voorraad er niet is, vind ik wel een blikje tonijn in zonnebloemolie in mijn kast. Dit blikje tonijn is dan mijn ontbijt, lunch en diner. Ik heb in die tijd echt ontelbare blikjes tonijn gegeten. Soms had ik tonijnstukken in water zitten in plaats van in zonnebloemolie, gewoon voor wat afwisseling. Dit was dan ook wel zo ongeveer het maximaal bereikbare wat mijn ‘gevarieerde dieet’ betreft.
Het verlies van mijn waardigheid
Mijn wc is nu een emmer geworden, een constant symbool van mijn verloren waardigheid. Elke keer als ik die emmer gebruik, voel ik het laatste beetje waardigheid wegglippen. Dit is niet eens meer menselijk, maar ik weet geen uitweg te vinden. ’s Nachts kiep ik de emmer uit het raam, rechtstreeks de tuin van de buren in. Tot op de dag van vandaag hebben ze (hopelijk) geen idee.
Douchen? Dat is een ver-van-mijn-bed-show geworden. De enige douche die ik nog neem is een zogenaamde studentendouche: heel erg veel deo. Het is een nachtmerrie om in te leven, maar het is mijn realiteit. Smerig, goor, walgelijk, maar voor mij maandenlang eenzelfde routine.
Mijn sociale contacten zijn aardig geminimaliseerd. De paar mensen die ik zie ken ik al een tijdje, maar hebben weinig idee van mijn situatie. Soms krijg ik hulp doordat anderen boodschappen voor me doen, maar vragen stellen doen ze niet. Ik draag een masker, permanent, dus ik denk ook niet dat iemand de ernst van de situatie heeft kunnen inschatten. Ik ben me ondertussen maar al te bewust van hoe manipulatie werkt: zolang ik voor hun drankjes of sigaretten betaal, komen ze maar al te graag langs. Ik wist dat mensen misbruik van me maakten, maar dit was hoe ik het hoofd boven water hield.
Mijn dagen vullen zich met angst en verveling. Ik probeer mezelf bezig te houden met FIFA op de iPad, lezen en mijn telefoon, maar de concentratie en de voldoening die ik eruit haal zijn minimaal. De muren van mijn kamer – een ruimte waarin ik slechts acht stappen kan zetten – lijken steeds dichterbij te komen. Soms denk ik aan de ‘buitenwereld’, een wereld die zo ver weg voelt, en vraag ik me af hoe het zou zijn om weer normaal te leven. Het idee van naar buiten gaan, mensen zien, mensen tot last zijn voornamelijk, is te overweldigend. Weet ik überhaupt nog wel hoe dat moet?
Een uurtje of vijf later ben ik alweer volledig gesloopt. Mentaal en fysiek ben ik compleet uitgeput. Ik besluit weer te vluchten voor de realiteit dat mijn leven is geworden en voor ik in slaap val begin ik weer te piekeren. Wat als morgen weer hetzelfde is? Wat als ik nooit uit dit patroon weet te komen? Net voordat ik in slaap val, merk ik dat mijn innerlijke criticus nog even toeslaat. Waarom maak ik alles zo ingewikkeld, waarom kan ik niet gewoon normaal zijn?
Overwinning op de angst
Terugkijkend besef ik hoe ver ik ben gekomen. Ooit gevangen in mijn eigen angst, vast op die kleine 14 vierkante meter in mijn zolderkamertje in Tilburg. Het voelt bijna als een ander leven.
De maanden van isolatie en mijn gevecht tegen agorafobie hebben me veel geleerd. Elke stap buiten mijn comfortzone voelt nu als een overwinning, een gevoel van vrijheid dat ik al veel te lang niet meer kende. Hoewel ik nog steeds graag thuis ben, omarm ik nu ook de wereld daarbuiten.
Het herstel was zwaar, zeker met de uitdagingen van de coronaperiode erbij. Maar ik heb het gehaald. Ik geniet meer dan ooit van de kleine dingen: de zon op mijn gezicht, boodschappen doen zonder extreme angst. Mijn thuis zal altijd mijn veilige plek zijn, maar ik ben klaar om verder te gaan, om meer van het leven te ervaren.
Heb jij ook ervaringen (gehad) met isolatie? Of is er een bekende in jouw omgeving die daar ervaring mee heeft (gehad)?
Heel veel liefs,
Bo


